'Met tegenstellingen harmonie opwekken, dat is het mooiste'

Interview Els van ’t Klooster

‘Met tegenstellingen harmonie opwekken, dat is het mooiste’

“Ik was 17, ik deed de vooropleiding van de kunstacademie, en ik aarzelde welke kant ik op zou gaan. Mode trok me aan, maar ook binnenhuisarchitectuur, het ontwerpen. Op de laatste dag van de vooropleiding moest ik een keuze maken, en toen sloeg er iets om in mijn hoofd. Ik heb gekozen voor vrije kunst. Ik wou het allemaal zelf doen.
De docenten zeiden tegen me: ga een jaar reizen, je bent veel te jong. Maar ik wist heel precies wat ik wilde. Ik hoefde niet meer op reis te gaan om iets te ontdekken. Ik vond dat ik al genoeg had meegemaakt.

Het was erg leuk op de Academie, maar ik miste wel meteen diepgang. Ik had graag iets geleerd over filosofie. En meer klassieke technieken. Die kregen we alleen het eerste jaar, en het tweede jaar nog maar voor de helft. Dat vond ik jammer, ik ging in het tweede jaar extra lessen volgen in vakken als modeltekenen. Als kunstenaar moet je de verhoudingen begrijpen, de natuur kunnen omzetten naar het papier.

Ik werd een beetje rebels, ik zette me af tegen de Academie: als jullie het mij niet aanreiken ga ik zelf wel op zoek naar wat compositie doet, en kleur. Wat gebeurt er als je een werk heel esthetisch maakt, wat gebeurt er als je dat weer afbreekt? Ik ging het naar twee kanten uitzoeken. 
Ik wilde het opbouwen vanaf het nulpunt, vanuit de basis. Alleen nog in zwart en wit. Met heel veel lijnen, vervolgens met zo min mogelijk lijnen. Dan is het helemaal niet gek dat je uitkomt bij De Stijl. Omdat je begint met: wat is compositie? Wat doen twee vlakken als je die bij elkaar brengt, in zwart en wit? 

Zo kwam ik er achter, dat ik niet houd van wat er momenteel wordt gemaakt in de kunstwereld. De snelheid die bij deze tijd hoort verstoort de kwaliteit. Ik kan er niet goed tegen als alles zo hectisch gaat.
Wanneer het beeld je communicatiemiddel is, moet je begrijpen hoe een beeld werkt. Voor mij is dat heel belangrijk. Met tegenstellingen en asymmetrie kun je harmonie opwekken, dat is het mooiste. Zodat je een bepaalde rust terugkrijgt in het beeld. Die harmonie, daar ben ik constant naar op zoek. In elke compositie. Als de harmonie niet klopt is het niet af.

Harmonie is de essentie in dit werk. Dat vind ik ook als het gaat om de inrichting van een huis, of de vormgeving van een boek. Het is als Zen, ik probeer overal een middelpunt in te vinden, rust te creëren. Ik krijg reacties als: ‘ik begrijp niks van je werk, maar als ik er voor sta dan word ik er heel kalm van’. Dat is de harmonie die ik er in probeer te leggen, als mensen dat voelen dan vind ik dat prachtig.

Net als Van Doesburg, de grondlegger van De Stijl, kan ik niet goed tegen diagonale lijnen. In schetsen die een ruimtelijk effect weergeven teken ik wel diagonalen, maar eigenlijk horen die lijnen natuurlijk recht te staan. Een diagonaal heeft al een beweging van zichzelf. Om dezelfde reden vind ik een cirkel ook heel moeilijk, want een cirkel draait maar door, die zit niet vast. Hooguit één keer per jaar komt er een cirkel voor in een schilderij van mij. Dan zeg ik: hé, daar heb je hem! Het komt bijna niet voor, maar ik vind het wel fascinerend.

Ik wil ook geen perspectief, geen optische illusies. Een schilderij moet prettig zijn om naar te kijken. Het mag niet constant rare spelletjes uithalen met je hersenen. Want het is niet moeilijk, zet maar gewoon rood en groen naast elkaar. Schilderijen waar mensen misselijk van worden, waar ze niet naar kunnen kijken…het lijkt me verschrikkelijk om zoiets te maken.

En geen trucjes in mijn werk. Een medestudent maakte heel esthetisch werk, foto’s op vergeeld papier, ouderwetse tinten. Zelf heb ik het ook uitgeprobeerd in een van mijn onderzoeken om te kijken wat daar dan de werking van is, maar het was niet interessant genoeg. Ik vond dat te gemakkelijk.

Ik gebruik steeds meer kleuren. Het begon met zwart-wit. Toen kwam rood erbij, dat was een hele stap. Ik heb een soort kerstschilderij gemaakt in groen met rood. Kleuren die ik helemaal niet fijn vind, maar ik wil het niet uitsluiten. Want het is wel spannend. Je moet weten waarom je het niet wilt gebruiken.
Binnen het onderzoeksgebied ben ik helemaal niet streng, ik wil juist kunnen spelen. Ik neem niet klakkeloos de ideeën van De Stijl over, dat heb ik ook nooit gedaan.

Sommige docenten op de Academie zeiden: dit is al een keer gedaan, in de jaren twintig. Gesloten hoofdstuk, dat hoef je niet nog een keer op te pakken. Ik dacht: waar hebben jullie het over? Het gaat toch om het onderzoek?
Dit werk kan in elke tijd geplaatst worden. Het feit dat ik dit soort werk nu maak laat toch al zien dat het tijdloos is? Dat heeft blijkbaar iets te maken met een gedachtegoed dat niet vastzit aan een bepaalde periode.
Het valt me trouwens op, dat mensen die niets met kunst te maken hebben mijn werk eerder begrijpen dan mensen die heel veel van kunst weten. Ik ben benieuwd wat mensen die aan de andere kant van de wereld leven, in een stam ergens in het oerwoud, van dit werk zouden vinden. Zo universeel zou het werk eigenlijk moeten zijn, dat het voor iedereen dezelfde werking heeft.

Mijn werk heeft raakvlakken met architectuur, maar misschien nog wel meer met muziek. Zoals Reich, Satie, Ten Holt, dat begrijp ik meteen.
Het is wel leuk geweest voor de mensen van De Stijl dat ze elkaar konden inspireren. Dat mis ik soms. Mijn werk hing op een expositie naast dat van Estella den Boer, een kunstenares die haar hele leven in de traditie van De Stijl is blijven werken. Ze is net overleden, 98 jaar oud. Helaas heb ik geen tijd gehad om met haar in gesprek te gaan. Ik wissel veel ideeën uit met Wim Kol, een architect, inmiddels de 70 gepasseerd. We schrijven brieven, sturen elkaar afbeeldingen. We inspireren elkaar. We delen de fascinatie voor het constructivisme.
Er zijn beeldend kunstenaars die werken binnen de geometrie. Maar die werken vaak toch anders. Ik ben nog niet iemand tegen gekomen die zo specifiek te werk gaat als ik.
Maar misschien heb ik nog te weinig tijd gehad om die kunstenaars te ontmoeten.

Het lastige van het vak is, dat je het in eerste instantie alleen maar voor jezelf kan doen, je moet de zekerheid uit jezelf halen. Gelukkig is de enige zekerheid die ik heb, dat ik dit werk wil doen totdat ik heel oud ben. Op de een of andere manier weet ik dat. Het is een noodzaak. Door alle ups en downs heen moet je steeds weer tegen jezelf zeggen: het komt wel goed. Exposeren. Contacten leggen. Zorgen dat het werk de wereld ingaat. Dat het niet bij mij blijft.
Als ik een werk van mezelf bij iemand anders zie hangen krijg ik wel eens een jaloers gevoel. Dan zou ik het graag weer terug willen. Omgekeerd ben ik blij, dat iemand er het zelfde in ziet als ik. Dan begrijp ik waarom iemand het heeft gekozen. Het werk heeft een plek gekregen. Aan zo iemand verkoop ik het graag. En dat dwingt me natuurlijk ook om nieuw werk te maken.”

Interview door Sander Kooistra, september 2010 
Zie http://sanderkooistra.nl

_._